takt: het paard moet lopen met gestage ritmische bewegingen
ontspanning: het paard mag niet gespannen zijn in de rug, de hals, de mond of met zijn staart
impuls: het paard moet voldoende voorwaartse drang vertonen en liefst 'swingen'
rechtrichten: het paard mag niet scheef lopen met zijn lichaam, hals of met zijn nek ('stelling').
verzameling: het paard moet zijn achterbenen voldoende onder de massa brengen, de graad van de verzameling hangt af van de scholing van het paard en de graad van africhting.
Maak jouw eigen website met JouwWeb